De zelfscankassa, ik vind het misschien wel de mooiste uitvinding sinds penicilline. Hopelijk kan dit tussen ons blijven, want uiteraard spreek ik waar het maar kan mijn zorgen uit over de robotisering van de samenleving en het verdwijnen van het menselijk contact. In theorie ben ik groot voorstander van menselijk contact, maar de geneugten die de moderniteit oplevert voor de introverte medemens mogen niet onderschat worden. Zo maak ik een sprongetje in de lucht als ik bij een terras mijn bestelling via dat prachtige overblijfsel van de coronaperiode, de QR-code, blijk door te mogen geven. Er zijn nu eenmaal zoveel dingen waar ik beter in ben dan de aandacht trekken van bediening; wat het is weet ik niet, maar zodra ik ergens een koud glas drinken tot mij wil nemen valt er steevast een zweem van onzichtbaarheid over mij heen. Maar met mijn telefoon in de hand, dat baken van controle, kan ik vol zelfvertrouwen wachten tot de drankjes als vanzelf naar me toe komen gewandeld. Het is een louterende ervaring, die er soms voor zorgt dat wanneer mijn digitale bestelling gematerialiseerd wordt door een mens van vlees en bloed, ik van puur geluk daar zomaar een conversatie mee aanknoop.
Zo’n conversatie, bijvoorbeeld over het weer, wilde ik tot voor kort - toen het nog iets bijzonders leek - ook nog wel eens aanknopen wanneer ik bij de zelfscankassa getrakteerd werd op een steekproef. De laatste tijd lijken die steekproeven echter zodanig in frequentie toe te nemen, dat ik me steeds vaker afvraag of ik niet net zo goed mijn te betalen waren op de ouderwetse band kan pleuren. Dan weet je tenminste waar je aan toe bent. Inmiddels heb ik mijn gehele boodschappenritueel op de mogelijkheid van die steekproef-interrupties aangepast. In plaats van na iedere scan het betreffende product direct in mijn tas te doen, stal ik ze nu voor me uit op het minuscule platform. Het is een hoop gepuzzel om alles daarop kwijt te raken, maar het scheelt toch de nodige handeling vergeleken met wanneer ik van alles uit die tas moet gaan staan halen, om ze er daarna opnieuw in te doen. Bovendien kan ik hierbij blijven zwijgen, terwijl ik uitnodigend gebaar naar de boodschappencollage voor me. ‘Ga je gang maar,’ denk ik er dan bij, alsof ik met opengesperde bek in een tandartsstoel lig.
De meeste supermarktmedewerkers trekken zich weinig aan van mijn zwijgzaamheid, ook zij willen dit gedoe zo snel mogelijk achter de rug hebben. Enkel Erwin probeert altijd een interactie aan te gaan. Dat de jongen met het stekelige haar Erwin heet weet ik omdat het op zijn naambordje staat. De eerste keer dat ik zijn nasale stem hoorde, had hij mijn yoghurt net gescand.
‘Vet lekkere yoghurt is dit hè,’ zei hij.
‘Nou, dat kan je wel zeggen,’ piepte ik terug.
Het was een ander merk dan ik normaal kocht, want die was op. Blijkbaar had ik een goede keuze gemaakt, die Erwin leek er verstand van te hebben. Maar wat moest ik doen als ik hem toch niet zo vet lekker bleek te vinden, en Erwin mij volgende keer op een yoghurt betrapte die naar zijn oordeel een stuk minder was. Zou hij daar iets van zeggen, of moest ik hem dan voor zijn?
De keer erop dat hij mijn steekproef uitvoerde, hield Erwin een zak snoepbanaantjes omhoog. Die dingen kocht ik echt nooit, maar ik had er opeens trek in gehad.
‘Klassiekertjes,’ sprak Erwin ontroerd, ‘daar mogen ze het recept nou never nooit van veranderen.’
Behalve banaantjes had ik ook een bak ijs en een zak chips in mijn mandje gehad. Wat zou die Erwin wel niet van mij denken?
De keren erop sloeg ik alleen maar heel gezond dingen in. Ik zocht speciaal recepten uit met extra veel groentes, maar tot mijn grote teleurstelling kwam steeds iemand anders dan Erwin de boel checken. Fatima en Bastiaan leken totaal niet onder de indruk van mijn aubergines en aardperen. En net toen ik me begon af te vragen of Erwin nog wel werkzaam was bij dit filiaal, passeerde ik hem bij het koelvak. Fijn om hem dan zo eindelijk die andere kant van mezelf te mogen tonen, te laten zien dat mijn zondige dag de uitzondering vormde van wat toch wel een hoogst verantwoord leven mocht heten. Toen ik op ‘betalen’ drukte mocht ik gelijk pinnen.
Een misantroop ben ik allerminst, sterker nog: ik houd van mensen. Misschien houd ik wel iets teveel van ze. Al die kleine interacties die het dagelijks leven met zich meebrengt putten mij uit, omdat ik er toch altijd weer het beste van wil maken, een goede indruk achterlatend. De zelfscankassa heeft mij volledig uitgeput, maar toch weiger ik aan te sluiten in de rij. Ik heb heus wel gezien dat Erwin soms ook achter de kassa zit, ik zou hem toch heel eenvoudig op kunnen zoeken. Hij zou mijn boodschappen één voor één van de band beoordelen en mij de bevestiging geven die ik blijkbaar zo hard zoek. Maar nee, dat zou te makkelijk zijn. Ik zal blijven zelfscannen tot ik erbij neerval, hardnekkig hopend op elk contact dat ik wil vermijden.
————————-
Naschrift:
Dit was mijn laatste vrijdagse stukkie van het ‘seizoen’. De komende paar weken ben ik op vakantie, en de weken daarna hoop ik enige kilometers te maken met mijn boek (ja ja, die eeuwige ‘moeilijke tweede’ is er ook altijd nog…). Ik verwacht begin september hier de draad weer op te pakken, maar mocht ik voor die tijd toch heel graag iets willen delen zal ik mezelf niet tegenhouden. In de tussentijd hoeft u zich zeker niet te vervelen. Uit mijn inmiddels best wel rijke archief, is dit eerdere supermarktstuk bijvoorbeeld het (her)lezen wel waard. En anders is hier altijd verder te grasduinen, voor een lach en een traan terwijl u ligt te bakken in de zon. Even genoeg gelezen en behoefte aan fijne muziek? Mijn maandelijkse playlists staan hier onder elkaar. En wilt u liever nooit meer een schrijfsel van mij missen? Schrijft u dan als de wiedeweerga in op mijn substack, beetje gek wel dat u dat blijkbaar nog niet gedaan had. Fijne vakantie!