Een zonnige dag

Het was de eerste echt zonnige dag van het jaar, een week of drie geleden. Of misschien was het helemaal niet de eerste, ik ben niet zo iemand die dat soort dingen bijhoudt. Het was ieder geval de eerste dag van het jaar dat de zon en ik ons ten volle van elkaar bewust waren. Ik zat op een terras, te vroeg voor een afspraak die doorgaans te laat was. Ik trok m’n jas uit, want het was wel erg warm, daarna verplaatste ik naar een tafeltje in de schaduw, waar het dan toch wel wat frisjes was, waarop ik m’n jas weer aandeed. Ik deed dit allemaal gelaten, alsof ik aanwijzingen opvolgde van een wispelturige regisseur, wiens intuïtie over welke kant het op moest met dit stuk hem even volledig in de steek had gelaten. Het was nog geen half één in de middag en ik had al zo veel gedaan vandaag, dat ik er een beetje wantrouwend van werd.

Eerst was ik bij Benno geweest, de diëtist waar ik eerder over schreef. Zoals gewoonlijk stak hij een spreekbeurt af over iets waar hij zich de afgelopen tijd helemaal in verdiept had, ditmaal was dat zout. Zout had in de loop der jaren een heel slechte naam gekregen, zo vertelde hij, terwijl als je zout op de júiste manier benadert het ‘een bron van heel veel goeds’ kan zijn. Op mijn vraag op welke manier ík dan zout moest benaderen voor al dat goeds, zei hij dat hij me dat juist als huiswerk wilde geven, om dat te ontdekken, omdat je relatie tot zo’n product toch altijd een heel persoonlijke is.
‘Doe bijvoorbeeld eens een schep zout door je havermout,’ zei Benno. ‘Of een snuffie door je koffie, als een subtiele smaakmaker. Lekker uitproberen dus. Je zal merken dat zout veel meer te bieden heeft dan… gewoon zout. Maar wat ’t jou te bieden heeft, dát wil ik nou heel graag volgende keer horen. Daar leer ik ook weer van hè.’

Daarna was ik naar de kapper gegaan. Mijn onderweg ingestudeerde grap dat ik het beter om had kunnen draaien: een knipbeurt had toch weer wat op de weegschaal gescheeld, leek niet te worden begrepen. Het was dan ook een kapper die geen Nederlands sprak, daar had ik hem op uitgekozen. Mijn onvermogen tot kappersgesprekken kon zo altijd enigszins verscholen blijven achter een taalbarrière.

Vervolgens stond een bezoek aan een pakketpunt op het programma. Ik probeer een goed mens te zijn en minder online te bestellen, maar elke keer dat ik toch voor zo’n bestelknopje bezwijk en obscure platen uit verre oorden laat overvliegen, word ik als een soort boetedoening door weer een nieuwe dienst naar weer een nieuwe plek gestuurd. Dit keer leidde mijn app mij naar een buitenwijk die ik enkel van naam kende. Vijf keer checkte ik het huisnummer, maar het leek erop dat ik ditmaal toch echt bij een woonadres moest zijn. Mijn vinger had ik nog niet van de bel afgehaald, of de lange jongen deed open alsof hij al op mij aan het wachten was. Een smalle gang stond tot de nok toe gevuld met dozen.
‘Heb je track & trace, of heb je trek in een gevulde koek?’ sprak de jongen routineus maar vrolijk.
Het duurde toch nog anderhalve maand voordat ik Benno weer zou zien, dus ik ging in op zijn aanbod.
‘Mag jij je pakketje zoeken in deze teringzooi, baan ik me een weg naar de keuken.’

Ik had mijn jas weer uitgedaan, want ook in de schaduw was het warm geworden. Mijn afspraak liet nog altijd op zich wachten, maar het gaf niks. Het wantrouwen was gaan liggen, de wispelturige regisseur hield z’n mond. De rest van de dag lag uitgestrekt voor mij, evenals de rest van mijn leven. Ik zou blijven proberen een goede vader, geliefde, vriend, leraar en burger te zijn en ik zou mijn relatie met zout steeds verder onderzoeken. Mijn haar zou mijn oren weer gaan bedekken en me naar kappersgesprekken blijven leiden tot de dag dat kaalheid het laatste woord kreeg. Vermoedelijk zouden bestelknoppen me naar steeds vreemdere oorden navigeren tot er alleen nog flessenpost bestond. Maar voorlopig zat ik hier goed op dit terras, als een redelijk vrij mens, een redelijk gelukkig mens. Voor de verandering kon ik me er zelfs niet druk om maken - ach, het blijft Amsterdam hè - dat nog steeds niemand zich gemeld had om een bestelling op te nemen, en dat terwijl een glaasje cola wel prima zou smaken na die droge koek. 

Mijn geluk heb ik nooit willen laten afhangen van een hemellichaam, zeker niet een hemellichaam met sterallures, maar zo’n zonnetje laat toch niemand onberoerd. Tenminste, voor die ene eerste dag.