Lanterfanten

Het getal ‘tweeëntwintig’ zeurt al een tijdje verrukkelijk door mijn hoofd, verrukkelijk zeurend zoals verrukkelijke beloftes kunnen doen. Het is het aantal dagen dat ik vrij ga zijn. Eerst twee weken vakantie, dan een week waarin ik slechts één dag mezelf op school hoef te vertonen. Voor rest van die week heb ik mijn verlofdagen opgenomen.

Om het concept ‘verlofdagen’ heeft altijd iets mysterieus voor mij gehangen. Als je ze niet opneemt kunnen ze verdwijnen, maar echt verdwenen zijn ze niet alleen heten ze dan anders. Hoe meer vragen ik erover stel, des te ingewikkelder het lijkt te worden, daarom hou ik maar wijselijk mijn mond. Het zijn vrije dagen waar je recht op schijnt te hebben, maar die toch zéker niet als vakantiedagen beschouwd mogen worden. Je moet er wel iets nuttigs mee doen, zo lijkt men te denken. Die reden hoef je nergens op te geven maar enige verantwoording in de wandelgangen wordt wel sterk gewaardeerd.

Gelukkig heb ik het geluk dat ik naast docent ook schrijver ben, een beetje zoals Bruce Wayne buiten kantooruren Batman is. En zoals hij de wereld steeds opnieuw mag redden, begin ik steeds weer aan hetzelfde hoofdstuk en heel soms aan een volgende. Wel heb ik er minder moeite mee om mijn identiteit prijs te geven. Als Bruce gevraagd wordt wat hij met zijn verlofdagen gaat doen, moet hij altijd weer wat verzinnen. Aquarellen, de keuken verbouwen, een sushirolcursus. Ik hoef niet over een alibi na te denken, heb altijd dat eeuwige boek om mij achter te verschuilen.

Natúúrlijk ga ik schrijven, maar wat ik nog veel meer ga doen is lanterfanten. Volgens mij is dát waar ik uiteindelijk toch toe op aarde ben. In De Groene Amsterdammer (die ik doorblader op het toilet, want behalve lui ben ik ook nog eens intellectueel) lees ik een artikel over de populaire filosoof Byung-Chul Han. Daaruit maak ik op dat ik met mijn gelanterfant zowaar een steentje bijdraag aan de omverwerping van het laatkapitalistische systeem (‘Tegen de eeuwige dwang om te presteren, te produceren en te consumeren, moet volgens Han een politiek van inactiviteit worden gezet. (…) Pas dan ‘vibreert het leven zichzelf.’’) Dat is nou nog eens mooi meegenomen. Diep van binnen heb ik altijd wel geweten dat mijn gelanterfant niks was om me voor te schamen, maar een uiterst gewichtige - zeg maar gerust batmanwaardige - missie.

Graag zou ik mijn leerlingen dit meegeven, maar zij moeten juist met alle kracht in de omgekeerde beweging gebracht worden. Dit geldt met name voor de eindexamenexemplaren. Exact in de tweeëntwintig dagen dat ik op het hoogste niveau aan het lanterfanten sla, mag voor hen geen moment de aandacht verslappen. Die ene dag dat ik in mijn verlofweek op school zal zijn, ben ik er om resterende vragen te beantwoorden. Eigenlijk zouden die er niet meer kunnen zijn. De afgelopen tijd hebben we immers alle examenstof tot in den treure herhaald. De vijf gevaren van democratie volgens De Tocqueville en zijn methoden om die gevaren te temperen, voor de havisten. De verschillen tussen embodied, embedded, extended en enactive, voor de vwo’ers. We hebben quizzen gespeeld, de eindtermen voor elkaar uitgebeeld, oefentoetsen gemaakt, oude examens doorgespit, goede en slechte antwoorden geanalyseerd, en verdiepende gesprekken gevoerd om alle stof kritisch te internaliseren. Toch zijn er altijd leerlingen die nog moeten beginnen met het openslaan van hun boek. Maar ook zíj moeten dat papiertje kunnen halen, als ze hun kostbare tijd maar Optimaal Efficiënt benutten.

Nog eenentwintig dagen te gaan.