Het is weer tijd voor mijn maandelijkse twaalftal van prachtliederen uit heden en verleden, oftewel: de Keuze van Kas. Ditmaal is het een lekker eclectisch lijstje geworden, gewoon omdat ik daar zin in had. Alleen wie uiterst nauwkeurig luistert - onderstaande liner notes bieden slechts minimale houvast - zal er mogelijk een rode draad in ontwaren. Luister ‘m hier.
01. The Beach Boys - In My Room (1963)
Er zit een dunne lijn tussen weemoed en gelukzaligheid en geen band wist die lijn zo stelselmatig te vangen als deze strandjochies, met de griezelige volmaaktheid van hun hemelse harmonieën. En dan met name in hun vroegste werken, voordat de gekte toetrad, al ben ik daar uiteraard ook groot liefhebber van. Aangezien windsurfen en autorijden niet tot mijn hobby’s behoren, maar in mijn kamer zitten des te meer, is deze keuze eenvoudig gemaakt.
02. The Apples In Stereo - Radiation (2007)
Deze meivakantie begon ik aan een klusje dat ik al enige jaren voor me uitstelde: het invoeren van mijn platenverzameling op de handige site Discogs (om zo een gedetailleerder overzicht te krijgen van wat ik nou eigenlijk allemaal in huis heb). Het leek me maar een vermoeiende bezigheid, hoewel de te verwachten bijkomstigheid om zo nu en dan een mooie herontdekking te kunnen doen me over de streep wist te trekken. Ik besloot me tot de letter A te beperken (een behapbare beginletter wel: aanzienlijk meer om het lijf hebbend dan een X of Y, maar niet zo intimiderend als een R of S, om van de B nog maar te zwijgen). En tussen de Animal Collectives en Charles Aznavours deed ik inderdaad zo’n puike herontdekking: New Magnetic Wonder van indieband The Apples In Stereo, een dubbelaar bomvol olijke oorwormpjes die ik in 2007 stukdraaide maar die toch helemaal ‘near mint’ klinkt.
03. Bear In Heaven - Lovesick Teenagers (2009)
Oké, stiekem toch alvast een vluchtige blik geworpen op die beangstigende B en meteen viel mijn oog op nóg een plaat die ik nagenoeg vergeten was. Uit de tijd dat er opeens verwarrend veel bands uit New York kwamen met allemaal ‘Bear’ in hun naam (Grizzly Bear, Panda Bear, Blog-O-Bear, Bears In Tears) terwijl ze stuk voor stuk zeer onderscheidende muziek maakten. Het bijzondere is dat het zien van de albumhoes voldoende was om direct de hypnotiserende melodie van dit nummer op te roepen, alsof het al die jaren slechts op pauze stond in de jukebox van mijn brein.
04. Adrianne Lenker - Symbol (live, 2024)
‘De beste band van de afgelopen tien jaar,’ zo omschreef ik Big Thief in de KvKas van februari. En solo is frontvrouw Adrianne Lenker misschien wel nóg beter. Twee keer zag ik haar zonder haar band, de eerste keer in de Tolhuistuin in 2019 toen ze trillend van de zenuwen al haar toehoorders aan het janken wist te brengen, vorig jaar in het Concertgebouw toen ze relaxt en zelfs wat nonchalant overkwam maar ook nu weer in haar uppie (alleen ditmaal zo nu en dan vergezeld door een toetsenist) iedereen in de wonderlijke greep van haar liedjes hield. Van die laatste tour is nu een registratie uitgebracht, Live at Revolution Hall. Naast de pianist speelt hier ook een violist op mee, maar uiteraard staan Lenkers stem en gitaarspel centraal. Over het algemeen ben ik niet zo’n liefhebber van live-albums, ze geven toch vaak het gevoel dat ‘je erbij had moeten zijn’. Deze liveplaat is echter zo pretentieloos, het klinkt haast als een haastig in elkaar gedraaide bootleg, en van de ruim twee uur gaat de nodige tijd op aan foutjes, grapjes en gegiechel. Door prachtlied Indiana zit de hele tijd iemand heen te niezen (en is op de tracklist dan ook omgedoopt tot ‘Indiana & Sneezing’). Maar dat er geen enkele moeite in gestoken lijkt om het ‘je had erbij moeten zijn’-gevoel te verdoezelen, zorgt paradoxaal genoeg juist voor een gevoel van nabijheid. Alsof Adrianne bij mij in de kamer zit te pingelen, en om de haverklap, haast tot haar eigen ongeloof, zo’n wonderschoon liedje uit haar mouw weet te schudden. Symbol vind ik misschien wel haar wonderschoonste lied, de studioversie grenst aan perfectie, maar deze live-uitvoering blaast het een geheel nieuw leven in.
05. Michael Hurley - The Vt.-Ore. Floor (1976)
Deze outsider-folk-artiest (naast zanger, songschrijver en multi-instrumentalist ook schilder en cartoonist) overleed vorige maand op 83-jarige leeftijd. Hij was typisch zo’n artiest die met name bekend was omdat andere artiesten hem kenden. Een groot kenner van Hurley’s werk ben ik dan ook zeker niet, maar van deze kabbelende klanken en kermende stem kan ik moeilijk genoeg krijgen. Geen idee waar hij over zingt trouwens, alleen al van de titel kan ik geen chocola maken. Tot de verbeelding spreekt het hoe dan ook en het gesnurk op twee minuut zesentwintig vind ik de kers tot de taart.
06. The Three Degrees - Collage (1970)
Filmische soulpop met zulke krachtige zang, blazers en verdere instrumentatie, zo ontzettend smooth terwijl er zo bizar veel in gebeurt. Drie minuten perfectie om nooit op uitgeluisterd te raken.
07. Maluta Astatke - Mascaram Setaba (1972)
Ethiopische jazz om verkwikkend diep bij weg te dromen. Uit een tijdperk ver voor de vliegschaamte, vandaar dat op de achterkant van deze in New York opgenomen elpee Ethiopian Airlines uitgebreid wordt bedankt. Mulata brengt dan ook vibrafoongasmes om sierlijk bij op te stijgen.
08. Panda Bear - Ferry Lady (2025)
Even iets rechtzetten: bij nummer drie heb ik iemand onterecht geschaard onder de ‘bands met Bear in hun naam’. Panda Bear ís natuurlijk helemaal geen band, maar een solist. Wel zít hij in een band, Animal Collective. Kunt u het nog volgen? Animal Collective heeft geniale en grensverleggende muziek gemaakt, maar persoonlijk vind ik Panda Bears solowerken een stuk consistenter. Zijn nieuwste album Sinister Grit, hoewel weinig verrassend voor wie dit beertje al een tijdje volgt, staat vol tropische psychpop zoals dit nummer, altijd spannend balancerend tussen verkoeling en zonnesteek.
09. Cornelia Murr - Pushing East (2025)
Algoritmes zijn leuk en aardig, maar de mooiste manier om goede artiesten te ontdekken blijf ik toch vinden via ándere goede artiesten, door na te speuren wie zij als invloeden noemen of met wie ze zoal samenwerken. Zo ken ik deze Cornelia Murr via de album-credits van de fantastische Dana Gavanski, over wie ik in de vorige Keuze schreef. Murr schept een poppy droomwereld die me in de verte ook wel wat aan The Weather Station doet denken (zie eveneens die vorige Keuze). Met name dit liedje brengt me in dubio of ik nou door de kamer wil dansen of op de grond wil liggen, en al ben ik sowieso een man van besluiteloosheden is dit wel een besluiteloosheidje van het betere soort. Dank dus Dana!
10. Nell Smith - Anxious (2025)
Muziek die niet zou moeten werken maar dat toch doet, zo zou ik Where The Viaduct Looms willen omschrijven, het album waar Nell Smith vier jaar geleden mee debuteerde. Het bestond volledig uit Nick Cave-covers en ze werd begeleid door de heerlijk geflipte psychrockband The Flaming Lips, die haar ontdekten omdat ze meermaals vooraan bij hun concerten stond mee te zingen in een papegaaienpak. En o ja, ze was nog maar 14. Dit jaar kwam haar tweede plaat uit, Anxious, waarop Smith voor het eerst haar zelfgeschreven nummers ten gehore brengt (waarmee je dit zou kunnen zien als haar eigenlijke debuut). Ze combineert ongrijpbare verwondering met een optimistisch popgevoel. En met fantastische teksten bovendien, bijvoorbeeld over dat ze liedjes als die van David Byrne wil schrijven ‘fa fa fa fa’ en dat dat ‘heus niet maar een fase is’. Het maakt enorm nieuwsgierig naar hoe zij zich verder zou ontwikkelen, maar aangezien Smith vlak na het voltooien van Anxious op 17-jarige leeftijd omkwam bij een auto-ongeluk, is deze plaat gedoemd voor altijd net zozeer een einde te zijn als een begin te blijven.
11. Billie Eilish - Chihiro (2024)
Dit nummer selecteer ik met een lichte steek in mijn hart, omdat ik stikjaloers ben op mijn dochter dat zij Billie over drie nachtjes slapen gaat zien. Hoewel ik ook opgelucht ben dat een vriendin een kaartje over bleek te hebben, nadat ik urenlang in griezelige digitale wachtrijen vastzat en op zeker moment bijna een nier verkocht had. Hoe dan ook: een beter popfenomeen om in onze tijd fanatiek fan van te zijn kan je je kinders niet toewensen, een artiest die ondanks haar gigantische succes immer trouw blijft aan de volstrekte originaliteit van de klanken die ze met haar broer fabriceert. Dit vind ik denk ik wel haar beste nummer (tot dusverre): een claustrofobische trip waar een wonderlijke troost vanuit gaat.
12. Harumi - Fire By The River (1968)
Het enige wat wikipedia over deze Japanse artiest te melden heeft, is dat hij vermoedelijk in 2006 problemen had met zijn huisbaas, hoewel dat volgens wikipedia ook een andere Harumi zou kunnen zijn, maar aangezien de naam Harumi als jongensnaam volgens wikipedia hoogst ongebruikelijk is, maakt dat volgens wikipedia de kans groter dat díe Harumi toch wel déze Harumi is. Al met al met al, na het maken van één album (een dubbele weliswaar) verdween deze muzikant volledig van de aardbodem. Uiteraard spreekt zoiets behoorlijk tot de verbeelding, hoewel ook zonder zulke fascinerende mysteriën deze soulvolle psychpop van zichzelf betoverend genoeg is.
Nou, dat was ‘m dan weer. Laat maar weten wat je het mooiste liedje vond, of (als je durft) het lelijkste. Tot de volgende KvKas in juni!