Kleinigheidje

Er hangt een briefje bij de gemeenschappelijke ingang van mijn huis, dat we uit moeten kijken wie we binnenlaten. Soms wil er nog wel eens een zwerver in de gangen overnachten. Vanmorgen trof ik er eindelijk eentje aan.

Hij lag met zijn hoofd op een backpack en vroeg of ik een kleinigheidje had. Normaal loop ik bij dat soort verzoeken snel door, maar aangezien de doorgang werd geblokkeerd en ik  niet over hem heen wilde lopen inspecteerde ik mijn portemonnee. Daar trof ik een briefje van vijftig. Hopend dat hij dit kleinigheidje niet gezien had stopte ik de portemonnee gauw terug in mijn tas. Terwijl ik mijn broekzakken doorvoelde verzuchtte de zwerver dat hij al dagen niet meer gegeten had. In mijn linkerbroekzak zat een bobbeltje. De zwerver en ik keken beide nieuwsgierig naar wat er zich in mijn hand bevond. Het bleek een gelukskoekje te zijn. Deze broek had ik blijkbaar al een tijd niet meer gewassen, want wanneer was ik nou voor het laatst bij de Chinees geweest? En mag je dat eigenlijk nog wel zeggen, 'Chinees'?

De zwerver pakte het koekje aan, eerder argwanend dan dankbaar.
'Er zit een briefje in,' legde ik uit.
'Dat snap ik,' zei de zwerver, 'ik heb heus wel eens eerder een fucking fortune cookie gezien.'
Wat een onvriendelijk heerschap, dacht ik. 

In het stadje waar ik vandaan kom woonde vroeger één dakloze. Op zijn verjaardag kreeg deze ooit van een neef een vliegticket naar zijn thuisland Marokko. Een mooi cadeau, dat hij in één hap verslond. 

'Wat staat er op?' vroeg ik, terwijl de bedelaar kauwend op de taaie traktatie geconcentreerd het tekstje las. 
'Dat houd ik liever voor mezelf,' antwoordde hij, 'het is toch een beetje persoonlijk.'
Inmiddels was hij met zijn backpack opzij gegaan en leek te wachten tot ik mijn huis zou verlaten. Dit was ik echter geenszins van plan. 
'Ik heb het aan jou gegeven, dus ik heb recht het te weten. Het was mijn koekje; die boodschap heeft op de eerste plaats betrekking op mij.'
'Nee, zo werkt dat dus niet,' sprak de zwerver op de toon van iemand die voor de zoveelste keer iets aan een kind uitlegt. 'De voorspelling is voor degene die het krijgt en ik heb het nu van jou gekregen. Jij hebt hier niets meer mee te maken.'
Ik probeerde het briefje af te pakken, maar steeds wist hij het vliegensvlug van zijn ene naar zijn andere hand te verplaatsen. Even overwoog ik hem te gaan kietelen, maar toen bedacht ik hoe dit schouwspel eruit zou zien als een van de buren ons zou passeren.
'Veel geluk dan maar', snauwde ik uitgeput en ging er snel vandoor.

Toen ik buiten stond vroeg ik me af of ik de politie moest bellen.

 

 

Kookpot

Op de heetste dag van het jaar besluiten mijn dochter en ik naar de bioscoop te gaan. Ik wil graag naar The BFG, maar die blijkt nog net niet te draaien. Dus wordt het Casper en Emma op Safari, een cinematografisch werkje waarvan het bestaan waarschijnlijk aan mijn leven hier op dit tranendal volledig voorbij zou zijn gegaan als Annika niet 'daar moeten we naartoe' had uitgeroepen toen de trailer op YouTube voorbij kwam. 'Tuurlijk schat', zei ik afwezig vanuit de keuken, al roerend in een pan. 

YouTube bepaalt tegenwoordig ons leven. Pas sinds kort heb ik de knop ontdekt waarmee je kan voorkomen dat na een filmpje meteen een volgend filmpje volgt, maar soms is het wel zo prettig die knop even te vergeten, bijvoorbeeld wanneer je rustig in een pan wil roeren. De tijd dat ik nog in de illusie kon verkeren de goede smaak in huis te bepalen ligt alweer zo ver achter me. Heel af en toe mag ik van mijn dochter een filmpje uitkiezen, dat brengt ze dan als iets bijzonder ruimhartigs. 'Kijk, dit vind ik nou leuk', zeg ik met een ronkende reclamestem wanneer we naar Pingu of The Pink Panther kijken. En ik brom ontzet 'och, wat tenenkrommend stom dit!' wanneer ik naar de keuken vlucht omdat Vlaamse kakelstemmen het huis vullen. 'NOOIT K3!' hadden haar moeder en ik nog voor haar geboorte eensgezind bepaald. Maar zoals altijd staan tussen pedagogische droom en daad een hoop praktische bezwaren in de weg, in dit geval de invloed van vriendinnetjes en de eeuwige suggesties van YouTube. Het enige dat mij rest - zo houd ik mezelf voor - is mijn afschuw erover uit te blijven spreken. Niet omdat ik geloof dat het invloed kan hebben, maar om tenminste mijzelf in enige morele zuiverheid te wanen.

Soms zingt Annika K3-liedjes om mij te tergen, daar heeft ze dan de grootste sadistische lol in. Nadat ik met mijn handen voor mijn oren bij haar vandaan ben gerend, wil haar stemming nog wel eens omslaan en wordt ze opeens bezig gehouden door wat er zal gebeuren mochten we het drietal ooit op straat tegenkomen. 
'Dan moet je niet zeggen dat je ze stom vindt hoor', zegt ze met een gepijnigde frons, 'ze mogen dat écht niet weten'.
'Ik zal niks laten merken', beloof ik haar.
Mezelf kennende zal ik me dan voordoen als hun grootste bewonderaar, zo'n hypocriete lafbek ben ik wel.

Het is lekker koel in de bioscoopzaal, maar het duurt een eeuwigheid voor de film begint.
'Wist je dat er mieren zijn die je duim af kunnen bijten?' fluistert Annika luidkeels, in haar poging een praatje te maken.
'Nee', zeg ik, 'dat wist ik niet en het is ook niet waar.'
'Welles', zegt Annika, 'Lars heeft het gezegd.'
'Misschien wilde Lars jou wel voor de gek houden.'
'Nee, Lars is altijd héél serieus.'
Ik zie de blik van het jongetje uit haar klas voor me en kan me inderdaad niet anders voorstellen dan dat het leven menens voor hem is, al sluit dat een ruime fantasie nog niet per definitie uit.
'Lars weet alles van dieren,' vervolgt Annika, 'EN hij is heel dapper. Als Lars later groot is wordt hij Freenk Vronk.'
Daarmee lijkt de discussie gesloten.

'Vind je het leuk?' vraagt Annika af en toe tijdens de film, met spanning in haar stem voor mijn antwoord. De schat wil zo graag dat ik het leuk vind, dat ik daar niet alleen zit om haar een plezier te doen. Omdat ik voor haar het uitje zo geslaagd mogelijk wil laten zijn lieg ik plichtsgetrouw. En het moet gezegd worden, zo tenenkrommend als K3 is het zeker niet. Het is mierzoet en kinderachtig maar zonder hysterisch effectbejag. En er zit zelfs een bescheiden spanningsboog in, waardoor ik toch nog een reden zie een oog open te houden. Alhoewel Annika al verraden had dat Emma's opa - zo had zij in de trailer gezien - gevangen genomen zou worden. 'Geen spoilers schat', riep ik getergd uit. Toch blijft voor mij nog wat nieuwsgierigheid over of die opa in een kookpot zal belanden. We bevinden ons immers in 'Afrika'. 

Blijkbaar is het nog steeds een eeuwige wet dat in kinderverhalen Afrika voorgesteld wordt als een op zichzelf staand vredig groen land in plaats van een toch redelijk gevarieerd continent met een zekere verdeeldheid. Opa blijkt in een stropersnet te struikelen en de boodschap van deze film, iets met het redden van zieke dieren, is uiterst verantwoord. Op een andere vader met dochter na is de bioscoopzaal verlaten.

'Afrika in niet een land', fluister ik op zeker moment in mijn dochters oor. Ik fluister het expres iets te hard, in de hoop dat de andere vader het mee zal krijgen. Wij zijn immers lotgenoten, delen de schuld er uit gemakzucht voor te kiezen een deel van ons programma op deze tropische dag - in plaats van bijvoorbeeld naar het strand te gaan - uit handen te geven aan de makers van een knullig verhaaltje. Nu is mijn kans om de indruk te wekken niet achterover te leunen bij deze semi-onschuldige hersenspoeling, maar er nog iets van te willen maken en dus beter te zijn dan mijn collega-vader. Annika negeert me, ik kuch en zeg het nog iets harder. 'AFRIKA IS NIET EEN LAND!' Mijn woorden echoën door de zaal heen. Het klinkt alsof ik vooral mezelf wil overtuigen. Want hoe vaak je de krant ook openslaat, van dat kinderbeeld kom je toch nooit helemaal af.

Het is nog best lastig een genuanceerd beeld van de werkelijkheid te geven zonder haar meteen te willen onttoveren. Kinderen lijken uit zichzelf niet bepaald mee te bewegen met ons verschuivend wereldbeeld, tonen zich volstrekt gevoelloos ten opzichte van alle gevoeligheden die de postkoloniale pluriformiteit van emanciperende globalisering met zich meebrengt. Ze spelen verdomme nog spelletjes alsof we minstens een halve eeuw terug in de tijd leven! Goed, in Afrika belanden opa's blijkbaar niet meer per definitie in kookpotten, maar er wordt nog volop Indiaantje gespeeld met het bewegen van de hand op de mond, hoe zeer ik ook uitleg dat - na hun Genocide door ons Westerlingen - het reduceren van deze immens gevarieerde veelheid aan culturen tot dit 'ge-oe-oe-oe' van bijzonder weinig respect getuigt, in zekere zin gewoon een trap na is. En hoe vaak ik ook vertel dat 'eskimo' een scheldwoord is blijft ze de Inuit met hun culinaire gewoontes bespotten. Naar mijn verhandelingen over de misogynie die achter de heksenverbrandingen school wordt niet geluisterd wanneer Hans & Grietje worden nagespeeld en mijn oproep voor begrip voor 'verticaal uitgedaagden' wanneer het op reuzen en dwergen aankomt wordt eveneens doodleuk genegeerd. Het probleem is dat ik geen andere sprookjes er in de plaats voor kan weten te stellen, alle denkbare onfeitelijkheden lijken immers met onze feiten de spot te drijven. Mijn plichtsgevoel tot verantwoord eenentwintigste-eeuws vaderschap en het angstbeeld van een volslagen desolate sprookjesbiotoop slingeren m'n gemoedsrust constant heen en weer. Om misselijk van te worden.
'Ja, wat mag ik dán nog spelen?' vraagt mijn dochter op zeker moment hopeloos.
'Ga maar lekker K3 kijken,' zeg ik dan maar.

Bij een film kan je tenminste achterover leunen, maar zoals met de meeste simpele dingen des levens is een bioscoopbezoek voor mij toch ook altijd weer een bijzonder ingewikkelde opgave. Een half uur voor aanvang moet ik toch zeker wel ter plekke zijn, vanwege de immer gekmakende vraag: 'zoet of zout'. Toen een ongeduldige popcornverkoper mijn getwijfel niet meer aan kon zien stelde hij voor dat-ie ook beide soorten in de bak kon doen.
'Hè, kan dat ook?' vroeg ik vol ongeloof.
'Tuurlijk', zei de man, op een toon alsof het een geheime dienst betrof waar iedereen toch stiekem van op de hoogte was.
Als ik ooit eerder op deze mogelijkheid was gewezen, wat had me dat toch een hoop tijd en hoofdpijn gescheeld.
'Maar is dan de zoute of de zoete beter bovenop,' verviel ik terug in mijn getob, 'aan de ene kant is zoet na zout natuurlijk de meest geijkte volgorde, maar...'
'Laat mij je maar verrassen,' knipoogde de man en hij begon haastig mijn bak te vullen.

Toen was het leven tenminste nog betrekkelijk overzichtelijk. Tegenwoordig heb je bij popcorn ook de keuze uit smaken als 'gezouten karamel', 'butterscotch', 'blauwe kaas', 'pindakaas', 'kip-ananas', 'asperge-beenham', 'ansjovis met tuinkruiden' en 'shoarma-sushi'. Beter zou ik helemaal de deur niet meer uit gaan. Maar ja, ik heb een kind, ik heb verantwoordelijkheden.

Er zijn echter ook bioscopen die het leven voor de verandering eenvoudiger proberen te maken. Alvorens onze Safari aan zou vangen gingen we popcorn halen, zo hadden we al uren daarvoor bedacht.
'Hebben we niet', zei de verkoopster, haar verontschuldigende blik gericht op de verveeld hangende kleuter aan mijn arm. Alsof het allemaal om haar draaide.
'Iets anders te knabbelen misschien?' vroeg ik hoopvol.
'Nou,' bloosde de vrouw, 'enkel slavenvrije chocolade'.

Popcorn_thenextgeneration

Pikachu

Voor de vorm doe ik altijd wel wat groenten in mijn groentela, maar het dient op de eerste plaats als een rustplaats voor het bier. Die groenten schaf ik doorgaans aan voor een specifiek recept en wat overblijft ligt dan te wachten tot ik ze in beschimmelde staat naar de vuilnisbak kan verplaatsen. In de tussentijd vervullen ze de nobele functie om de groentela haar naam eer aan te laten doen, anders zou je het immers net zo goed een 'bierla' kunnen noemen. Als mensen vragen waar ze het bier kunnen vinden voelt het toch beter om ze te kunnen verwijzen naar de groentela in plaats van de bierla, anders bezorg je ze misschien het gevoel dat ze naar een bekende weg zouden vragen. Wellicht ben ik er op gebrand om mensen dat gevoel niet te bezorgen, omdat ik het zelf als zo vervelend ervaar. Dat je vraagt waar je een handdoek kan pakken en dat dan gezegd wordt dat je bij het handdoekenkastje moet zijn. 'Oh, natuurlijk', zeg ik dan altijd maar. Om vervolgens onopvallend de speurtocht naar dat handdoekenkastje in gang te zetten. 

Behalve groenten en bier blijkt er vandaag nog iets anders in mijn groentela te zitten. 'Ja, hij is hier,' roept het meisje met de ravenzwarte haren net niet verrukt. Gehurkt voor de koelkast maakt ze enkele omtrekkende bewegingen met haar telefoon en zegt dan 'Zo, ik heb je.'
Ze legt haar telefoon op het aanrecht en strijkt de plooien van haar jurk recht.
'Een Pikachu, die had ik nog niet', zegt ze. Er klinkt weemoed in haar stem, alsof ze meer verwacht had van dit moment. 
'Er woont hier geen Piekapoe', had ik tien minuten geleden door de intercom gezegd. Natuurlijk werd ik niet verstaan. 
Terwijl ik naar beneden rende om deze persoon aan de voordeur te woord te kunnen staan, drong tot me door waarvoor ze kwam. Ook bedacht ik weer de afspraak die ik met mezelf gemaakt had toen vorige week voor het eerst zo'n Pokémon-jager bij mij aanbelde.

De olijke jongen had zich voorgesteld als Andries. Mijn huis is niet al te groot, dus de locatie van het wezentje viel al gauw te traceren. Dit exemplaar bevond zich in mijn sokkenmand.
'Dit is hoogst intrigerend', sprak Andries. 'Een Simipour houdt zich toch doorgaans op in de buurt van water. Wat zou hij hier te zoeken hebben?'
Ik opperde dat het zou kunnen komen omdat ik mijn sokken soms opberg wanneer ze nog net niet helemaal opgedroogd zijn, om ruimte aan het wasrek te kunnen maken voor een volgende ronde. Naar mijn inschatting zijn ze dan droog genoeg om niet te gaan schimmelen, maar wellicht hebben ze nog voldoende vochtigheidsgraad om Simipours aan te trekken.
'En jij had echt geen enkel idee dat deze hier zat?' vroeg Andries haast vertederd.
Ik vertelde dat ik dit spel niet speel, al lijken veel mensen dat te veronderstellen wanneer ze mij gekluisterd aan mijn telefoon langs de kant van een weg zien lopen.
'Is er hier eentje?' vragen ze dan hoopvol.
'Nee, ik speel geen Pokémon Go', leg ik steeds weer verontschuldigend uit. 'Alleen Google Maps.'
Andries schaterde het uit, alsof ik een grapje maakte.

Elke keer dat ik sindsdien een bolletje sokken uit het mandje pakte, voelde ik mij een vreemde in mijn eigen huis. Van hoeveel werkelijkheden die zich achter de fysieke oppervlakte bevonden had ik eigenlijk een idee? Bij wijze van compensatie voor deze bevreemding besloot ik voortaan, wanneer er weer bij mij zou worden aangebeld door een Pokémon-jager, toegangsgeld te vragen. Natuurlijk hoefde ik er niet rijk van te worden, het ging om het principe. Vijf euro leek mij een mooie, dan zou ik er ook nog koffie met een kano bij serveren.

'Dan is het nu tijd voor je koffie', zeg ik tegen het meisje dat bij de deur betaald heeft. Ze had zonder verbazing haar portemonnee getrokken. Misschien ben ik niet de enige die in deze tijden besloten heeft entree te heffen.
'Heb je ook iets fris?' vraagt ze.
Nu zie ik pas hoe rood haar hoofd is, hoe erg ze gezweet moet hebben. Het is dan ook een verstikkend hete dag en ze is vast al de hele dag op jacht.
'Je mag anders ook wel even een douche nemen', zeg ik terwijl ik haar een Rivella inschenk.
'Och, dat zou wel ontzettend fijn zijn', zegt ze. Even denk ik dat ze gaat huilen.
'Geen probleem, zit bij de prijs inbegrepen', bedenk ik ter plekke. 
'Ik heet trouwens Kasper.'
Ze kijkt wat onwennig naar mijn hand. Wanneer de bedoeling ervan tot haar is doorgedrongen legt ze de hare erin en zegt op een toon alsof ze nooit helemaal aan haar eigen naam heeft kunnen wennen: 'Klaartje'.

Aan het geklater te horen houdt Klaartje wel van een harde straal. Wanneer ik een hap neem van een kano bedenk ik dat ik haar helemaal geen handdoek heb gegeven. Er hangt er wel eentje in de badkamer, maar die heb ik zelf gebruikt. Hopelijk zit er geen remspoor in het zicht.
'Ik zal even een handdoek voor je pakken,' roep ik naar de badkamerdeur.
De schone handdoeken liggen in een lade onder mijn bed. Voor mijzelf zou ik dat best de 'handdoekenla' kunnen noemen, maar toch hou ik het altijd bij 'de lade onder het bed'.

'Ik kijk niet hoor', zeg ik terwijl ik mijn arm met de handdoek door de badkamerdeur steek.
'Maakt niet uit hoor', zegt Klaartje bescheiden.
'Nee, maar ik doe dat echt niet. Zo ben ik niet. Ik ben iemand die mensen een douche gunt zonder bijbedoelingen.'
'Nou, maar je mag best even kijken hoor, je staat daar nu toch.'
Haar stem heeft het timbre van iemand die na tijden van benauwende nervositeit tot haar eigen verwondering aan het ontspannen is.
'Heel eventjes dan', zeg ik, 'zodat ik je de handdoek aan kan rijken zonder dat je onder het water uit hoeft.'
Klaartjes lichaam ziet er anders uit dan ik me had voorgesteld. Waar haar gezicht iets miezerigs en muizergs heeft, daar lijkt de rest van haar vol branie het universum tegemoet te treden. Alsof twee tegengestelde elementen bij elkaar zijn gebracht door een opperwezen in een experimentele bui.
'Sorry', zeg ik als ik me realiseer dat ik langer aan het staren ben dan ik had toegezegd.
'Het maakt niet uit', zegt Klaartje, 'kijk maar zolang als je wilt.'
'Oké', knik ik verlegen.   
'Maar mag ik jou dan ook eens bekijken?' vraagt ze. 'Of heb jij dan geen zin in een lekkere douche?'
'Nou,' zeg ik. 'Tja, wel, ach, maar. Oké, maar. Maar, dan geef ik je wel je vijf euro terug. Anders voelt het gewoon niet goed.'
'Maar dat staat toch los hiervan?' zegt Klaartje. 'Ik heb toch alleen betaald om de Pikachu te kunnen vangen en voor de Rivella?'
'Die toegangsprijs is een principedingetje,' leg ik uit terwijl ik mijn broek uittrek. 'Dit is een ander principedingetje. Soms kan het ene principedingetje het andere principedingetje overrulen. En je hebt niet eens je kano opgegeten.'

Wanneer ik naast haar ga staan hoor ik de deurbel gaan. Natuurlijk, zo'n Pikachu is een gewild wezentje. Het zal nog druk gaan worden vandaag.

Groentela

Griesmeelpudding

Ik kocht een half brood, een hummus-achtig-smeerseltje-zonder-hummus en een griesmeelpudding. Waarom ik die griesmeelpudding kocht is me een raadsel, ik heb dat nooit lekker gevonden. Zelfgemaakt is natuurlijk een ander verhaal, maar zelfs dan vind ik de naam smakelijker dan de substantie. Toch belandde het product in mijn mandje. Misschien vanuit het sentiment een heus toetje voor mezelf in huis te halen. Als ik ijs koop is dat op wanneer ik nog niet eens met koken ben begonnen, dus dat zou je dan toch eerder een voorgerecht moeten noemen. Zo'n griesmeelpudding kan ik prima in de koelkast achterlaten.

Als mijn dochter er is koop ik nooit toetjes. Bij m’n tante - waar we eens per week eten - krijgt ze die wel, ze mag ze dan zelf uitkiezen. Tot voor kort was dat elke keer een bakje met Anna en Elsa erop. Daar zat dan een Danoontje-achtig kwarkje in, met in een apart compartiment zogenaamde chocobolletjes. Het idee was - of daar ben ik althans altijd maar vanuit gegaan - dat je die bolletjes door het kwarkje diende te roeren. Dat deed ik dan ook braaf, want ook ik kreeg zo’n toetje. Niet dat ik het ergens naar vond smaken, maar ik at mee het voor het idee. Mijn tante niet, die serveerde zichzelf een paar kersen. Of ze na het eten altijd kersen eet of dat dat ook voor het idee was, zou ik eens na moeten vragen. Annika haalde de bolletjes een voor een uit het compartiment, legde ze naast haar bakje op tafel en snoepte ze op wanneer het kwarkje op was. Een toetje van het toetje dus. 

Tegenwoordig kiest ze met mijn tante soortgelijke bakjes uit maar dan zonder de beeltenissen van Anna en Elsa. Sinds ze me na maandenlang zeuren een ontbijtgraanproduct (‘cereal’ schijn je dat te moeten noemen, maar ik krijg altijd zo’n aarsjeuk van dat woord) met daarop de Disney-prinsessen aan liet schaffen en dat naar geweekt karton bleek te smaken, lijkt ze een beetje uitgekeken te zijn op die twee. ‘Hoe kan dit nou zo vies zijn?!’ had ze ontsteld uitgeroepen nadat we samen het volle pak de vuilnisbak in hadden geflikkerd. ‘Dat probeer ik je nou de hele tijd uit te leggen,’ sprak ik troostend maar van binnen juichend. ‘Dit is nou commercie, welkom in de wereld.’ Wat voelen die zeldzame momenten toch goed dat je een zinnige levensles tastbaar kan maken. 

Toen we vorige week een badpak gingen kopen keek ze niet eens om naar het Frozen-exemplaar, ze ging voor een model met twee poezen erop. Geen poezen uit een of andere film, maar gewoon twee poezen. Ik ben opgelucht dat de Frozen-fase eindelijk achter de rug lijkt, maar toch stemt het me ergens weemoedig. Maar ach, alles kan mij weemoedig stemmen, veel zegt dat dus ook weer niet bepaald. 

Het halve brood, het hummus-achtige-smeerseltje-zonder-hummus en de griesmeelpudding waren bij elkaar vier euro vijfendertig. Het kassameisje had de meest indrukwekkende afro die ik in tijden gezien had en er staken ook nog eens allemaal kleurrijke frutseltjes uit, zodat alleen een stekeblind persoon haar over het hoofd kon zien. ‘Heeft u misschien vijfendertig cent?’ vroeg ze. Met toegeknepen ogen inspecteerde ik de bodem van mijn portemonnee en probeerde de munten van vijf cent die daar altijd lijken rond te hangen bij elkaar op te tellen. Ik had ze er voor mijn eigen gemak even uit kunnen halen, maar dan had ik wellicht valse verwachtingen geschapen. ‘Sorry, net niet,’ zei ik verontschuldigend. ‘Evengoed dank voor het kijken,’ sprak het meisje.

Dat had ik een caissière nou nooit eerder horen zeggen. Op het slechte nieuws volgt steevast een stilte waar ik maar begrip voor de situatie in hoop te horen. Ik vroeg me af of het Albert Heijn-personeel deze zin geïnstrueerd krijgt maar vervolgens collectief negeert en dit een nieuweling was die zich er nog voor heel even aan hield,  of dat ze van nature zo beschaafd was. Ik besloot van het laatste uit te gaan, want zo sta ik in het leven. ‘Het was een kleine moeite,’ zei ik om het gesprek gaande te houden. Daar reageerde ze dan weer helemaal niet op.

Frozen ontbijt

Radioheadvoorpret

Nog vijf minuten te gaan en dan begint een nieuwe fase in mijn leven. Dat klinkt misschien wat melodramatisch, maar wie mij een beetje kent weet dat ik niet overdrijf. Want, om mezelf maar eens te citeren (iets wat ik altijd al heb willen doen): 'De eerste paar luisterbeurten zijn bij een nieuwe Radiohead van een enorm gewicht, ze bepalen hoe je de komende paar jaar in het leven staat.' (En toen kwam Annika, p.30). Het was in de week van Annika's geboorte dat The King of Limbs uitkwam, vanavond om 7u GMT zal dan de opvolger van dit album eindelijk te beluisteren zijn. Hoe het klinkt is nog een grote verrassing; de twee nummers die deze week werden vrijgegeven (ervan uitgaand dat die ook beiden op het album staan, want net als de titel is de tracklist nog in mysteriën gehuld) liggen zo ver uit elkaar - de ene onheilspellend en opzwepend, de ander dromerig en uiterst mistroostig - dat het alle kanten op zou kunnen gaan. Maar dat is nou juist wat mij altijd in deze band heeft aangetrokken, je moet je volledig openstellen voor het muzikale pad dat bewandeld wordt en het onverwachtse durven omarmen.

Toen ik als dertienjarige voor het eerst in aanraking kwam met het kwintet uit Oxford, verkeerde ik in een constant verlangen naar verrassing, ontregeling, iets om de permanente saaiheid van het leven te doorbreken. Muziek ervoer destijds hoogstens als iets om de tijd mee te verdoen. Ik keek MTV uit verveling, zoals ik alles uit verveling deed, zonder er iets van te verwachten. En toen kwam die bizarre clip van 'Paranoid Android' voorbij. Muzikaal een onnavolgbare achtbaan van stemmingen, visueel een koortsdroom van onheilspellende humor. Zoals Alice in Wonderland het belangrijkste kunstwerk van mijn kindertijd was, zo werd OK Computer (niet alleen het album zelf, maar ook de videoclips, b-kanten, artwork en alles erom heen) dat voor de overgang naar mijn volwassen leven.

Alles wat Radiohead vóór OK Computer gemaakt had - tot de demo's van hun schoolbandje On A Friday aan toe - haalde ik (mede met behulp van Napster) in als een gulzig kind. En toen kwam het lange wachten op nieuw materiaal. In 2000 was daar dan Kid A. Het werd in z'n geheel op de radio gedebuteerd, met tussen de nummers door steeds een ronkende stem die riep: '3FM prrrrresents.... RADIOHEAD-head-head!!!'. Natuurlijk maakte ik er een tapeje van en draaide dat stuk - op mijn walkman in de bus naar school - in afwachting van de officiële cd, zonder die stem. Kid A - waarop gitaren grotendeels verruild werden voor electronica - is de popgeschiedenis ingegaan als hét voorbeeld van een radicaal artistieke herschepping. Voor mij lag het juist geheel in de lijn der verwachting van ontregeling. Ik begreep niks van die plaat en dat vond ik nou juist zo prachtig. Het was alles wat ik nodig had.

Datzelfde jaar zag ik de band voor het eerst live (over twaalf nachtjes slapen is het tijd voor de zevende keer). De circustent waar ze - met het toen nog nagenoeg onbekende Sigur Rós - mee tourden werd opgezet in het Nijmeegse Goffertpark. Met drie vrienden spijbelde ik van school en namen we de trein van zes uur 's ochtends. Het concert zou natuurlijk pas 's avonds zijn, maar door de hele dag op het natte gras te zitten terwijl de tent werd opgebouwd, konden we de voorpret in alle intensiteit beleven. 

Een van die vrienden was mijn klasgenoot J., toen die anderhalf jaar daarvoor in het lesuur Algemene Natuurwetenschappen onze lerares wijsmaakte dat Stephen Hawking het nummer 'Fitter Happier' zou hebben 'ingesproken' drong pas tot mij door dat ik niet de enige op de wereld was voor wie deze band iets betekende. Later zou ik het gaan waarderen dat ik mijn liefde met anderen kon delen, aanvankelijk vond ik het maar bevreemdend en irritant.

Aan het eind van het concert deelden de roadies de setlists uit, J. en ik hadden er praktisch tegelijk één te pakken. Hij beweerde dat hij hem als eerste had, ik zei dat ik eerder was (al wist ik dat niet zeker). Uiteindelijk gaf ik op, de dag was te magisch geweest om het met een ruzie te laten eindigen. Drie jaar geleden - dertien jaar na het concert - gaf J. me een cadeautje. Het bleek de verfrommelde setlist te zijn, keurig ingelijst. ‘Jij was toch als eerste,’ zei hij. Dit aandenken (zowel aan die dag, maar meer nog aan onze voortdurende vriendschap) hangt sindsdien boven mijn draaitafel.

In 2001 won ik via muziekblad Oor een kaartje voor een 'exclusieve luisterpremière' van Kid A’s opvolger Amnesiac, in de bovenzaal van Paradiso. Iemand drukte op ‘play’ en vervolgens zaten we met z’n allen ademloos te luisteren naar het hypnotiserende ‘Packt like sardines in a crushd tin box’. Inmiddels was ik geheel gewend geraakt aan het feit dat ik niet alleen op de wereld stond, dat een nieuwe Radiohead iets was waar een groot deel van mijn generatie op wachtte, en ik begon de schoonheid daarvan steeds meer in te zien. Het is een gemeenschap van eigenaardige maar indringend lieve mensen die een gevoel van ontheemding delen en intense levenslust putten uit deze droevige maar spannende klanken.

Ten tijde van Hail To The Thief (2003) woonde ik op mezelf, maar ik had het idee dat ik mijn eerste luisterbeurt van die plaat moest ondergaan op mijn oude jongenskamer. M’n zus was er dat weekend ook, toen ze ondanks alle duidelijke verboden halverwege de plaat binnen kwam lopen om mij iets te vragen werd ik zo hardhandig uit mijn concentratie gewekt dat ik het huis bij elkaar gilde. 

In Rainbows (2007) onderging ik knetterstoned op het balkon van het huis waar ik lang met mijn ex had gewoond. Het was in het jaar dat het uit tussen ons was en teksten als ‘I don’t want to be your friend, I just want to be your lover’ sneden dwars door mijn ziel. Ten tijde van The King of Limbs (2011) waren we weer bij elkaar en hadden net een kindje gekregen, maar daarover dus meer in mijn boek.

En nu ben ik een gescheiden vader, net als Thom Yorke. De euforie van de voorpret die ik momenteel ervaar gaat gepaard met een grote melancholie, niet alleen omdat ik opzie tegen de emotionele confrontatie (hoe louterend die ook kan zijn) maar ook omdat ik sterk het gevoel heb dat dit Radiohead’s laatste plaat zal blijken. Waar ik dat op baseer weet ik niet goed. Misschien wel vanwege de manier waarop de band vorige week zelf de voorpret in gang zette, door - nadat onderstaande kaart in Britse brievenbussen verscheen - hun website steeds vager te laten worden tot het helemaal leeg was en daarna een voor een hun tweets en facebookberichten te verwijderen. Alsof ze haar luisteraars alvast voor wilde bereiden op een Radioheadloos universum, of beter gezegd een universum waarin de voorpret naar een nieuw hoofdstuk in dit meeslepende muziekverhaal geen gegeven meer is. Laat ik hopen dat ik het fout heb en deze band - al gaan er wellicht alleen nog maar meer jaren tussen hun releases zitten - nog lange tijd klanken van constante vervreemding, verwondering en vernieuwing blijft brouwen. Klanken waarin ik blijf samenvallen met de jongen die ik ooit was en de jongen die ik - wat het leven dan ook nog maar allemaal in petto moge hebben - altijd zal blijven.

Het kind ligt op bed, de joint is gerold, het avontuur kan beginnen...

Legitimatie

Vroeger schatte de mensheid mij steevast ouder in dan ik was, maar vandaag werd bij het afrekenen van mijn alcohol voor het eerst naar mijn ID gevraagd. Dat gaat dus de goede kant op.

Het gesprek verliep als volgt:

Kassameisje: 'Heeft u een ID?'
Ik: 'Ik loop over van de ideeën.'
Kassameisje: 'Ik heb er maar eentje nodig.'
Ik: 'Ach, had ik er maar slechts één. Eén echt heel goeie, daar zou ik nou een moord voor doen. De meeste van die ideeën van mij zijn namelijk zo volstrekt onnodig, moet je weten.'  

De man achter mij in de rij, op wie in de zwijgzame seconden die volgden het meisje haar wanhopige blik voorzichtig vestigde, legde toen uit wat de bedoeling was. Met een verwarde glimlach trok ik mijn OV-kaart.

Daarop staat dat ik in 1933 geboren ben. Dat is vijftig jaar te vroeg, maar aangezien ik aanvraagformulieren altijd zo snel mogelijk de achter de rug wil hebben had ik blijkbaar abusievelijk een '3' ingetypt waar een '8' had moeten staan. 

'Officieel moet ik natuurlijk zeggen dat u nu een nieuwe pas dient aan te vragen,' vertrouwde de vrouw van de klantenservice mij toe toen ik de fout had opgemerkt, 'maar tussen ons gezegd en gezwegen kijkt helemaal nooit iemand naar die datum. Ik zou het dus lekker laten.’                  

Dingen lekker laten, dat zou ik vaker moeten doen. Zeker op een dag waarop bij nadere inspectie ik er verhoudingsgewijs nóg jonger uitzie dan ik blijkbaar van nature al deed. Dus ook al zit de 'v' nog niet eens in de klok, schenk ik mezelf nu maar vast een advocaatje in.

eierlikeur