Kleinigheidje

Er hangt een briefje bij de gemeenschappelijke ingang van mijn huis, dat we uit moeten kijken wie we binnenlaten. Soms wil er nog wel eens een zwerver in de gangen overnachten. Vanmorgen trof ik er eindelijk eentje aan.

Hij lag met zijn hoofd op een backpack en vroeg of ik een kleinigheidje had. Normaal loop ik bij dat soort verzoeken snel door, maar aangezien de doorgang werd geblokkeerd en ik  niet over hem heen wilde lopen inspecteerde ik mijn portemonnee. Daar trof ik een briefje van vijftig. Hopend dat hij dit kleinigheidje niet gezien had stopte ik de portemonnee gauw terug in mijn tas. Terwijl ik mijn broekzakken doorvoelde verzuchtte de zwerver dat hij al dagen niet meer gegeten had. In mijn linkerbroekzak zat een bobbeltje. De zwerver en ik keken beide nieuwsgierig naar wat er zich in mijn hand bevond. Het bleek een gelukskoekje te zijn. Deze broek had ik blijkbaar al een tijd niet meer gewassen, want wanneer was ik nou voor het laatst bij de Chinees geweest? En mag je dat eigenlijk nog wel zeggen, 'Chinees'?

De zwerver pakte het koekje aan, eerder argwanend dan dankbaar.
'Er zit een briefje in,' legde ik uit.
'Dat snap ik,' zei de zwerver, 'ik heb heus wel eens eerder een fucking fortune cookie gezien.'
Wat een onvriendelijk heerschap, dacht ik. 

In het stadje waar ik vandaan kom woonde vroeger één dakloze. Op zijn verjaardag kreeg deze ooit van een neef een vliegticket naar zijn thuisland Marokko. Een mooi cadeau, dat hij in één hap verslond. 

'Wat staat er op?' vroeg ik, terwijl de bedelaar kauwend op de taaie traktatie geconcentreerd het tekstje las. 
'Dat houd ik liever voor mezelf,' antwoordde hij, 'het is toch een beetje persoonlijk.'
Inmiddels was hij met zijn backpack opzij gegaan en leek te wachten tot ik mijn huis zou verlaten. Dit was ik echter geenszins van plan. 
'Ik heb het aan jou gegeven, dus ik heb recht het te weten. Het was mijn koekje; die boodschap heeft op de eerste plaats betrekking op mij.'
'Nee, zo werkt dat dus niet,' sprak de zwerver op de toon van iemand die voor de zoveelste keer iets aan een kind uitlegt. 'De voorspelling is voor degene die het krijgt en ik heb het nu van jou gekregen. Jij hebt hier niets meer mee te maken.'
Ik probeerde het briefje af te pakken, maar steeds wist hij het vliegensvlug van zijn ene naar zijn andere hand te verplaatsen. Even overwoog ik hem te gaan kietelen, maar toen bedacht ik hoe dit schouwspel eruit zou zien als een van de buren ons zou passeren.
'Veel geluk dan maar', snauwde ik uitgeput en ging er snel vandoor.

Toen ik buiten stond vroeg ik me af of ik de politie moest bellen.