Een spannend gesprek

Dit is het derde deel uit de serie De Podcastdialogen, waarin ik uit het overweldigende podcastaanbod de meest inspirerende gesprekken selecteer, speciaal voor u, omdat ik zo ben. Lees de voorgaande delen hier en hier terug.

Fineke: Zo Mick, ik vernam uit betrouwbare bronnen dat jij wel een euh, ahem, ‘bijzonder’ weekje achter de rug hebt.

Mick: Betrouwbare bronnen, betrouwbare bronnen? Ik heb het je toch zelf net verteld?

F: Nou, ik beschouw jou dan blijkbaar als een heel betrouwbare bron.

M: Dat is fijn om te horen, Fien. Echt heel fijn.

F: Ja, steek die maar in je zak. Maar vertel het dan maar aan de luisteraar, want die zit natuurlijk op het puntje van zijn of haar of hen stoel.

M: Hoe weet je nou dat ze op een stoel zitten? Veel van onze luisteraars schijnen naar ons te luisteren terwijl ze joggen.

F: Ja, daar kan ik me nou echt niks bij voorstellen. Kan jij je dat voorstellen, naar ons geklets luisteren terwijl je jogt?

M: Ik kan me sowieso niks bij joggen voorstellen. Wat bezielt die mensen?

F: Nou ja, ik ben ook niet zo’n jogger, maar als ik me er dan toch toe zet heb ik daar toch liever een muziekje met een bepaald tempo bij.

M: Een bepaald tempo? Geen muziek met onbepaald tempo dus. Staat genoteerd.

F: Ja, noteer jij dat maar.

M: Ik maak mentale notities, Fien. Voor het geval ik opeens overvallen word door de onbedwingbare behoefte om een potje te gaan joggen. Je weet het niet hè. Het leven is volstrekt onvoorspelbaar.

F: Oké, heel goed dat jij je weer op alles voorbereidt. Echt heel goed. Zou ik ook moeten doen.

M: Ja, zou jij echt moeten doen. Ik vind dat jij heel onvoorbereid door het leven heen stapt. Dat móet gewoon een keer misgaan.

F: Zou je denken hè. Benieuwd wanneer dat dan eindelijk eens gebeurt. Tot dusverre stap ik toch er redelijk probleemloos heen, door dat leven. 

M: Ja, dat komt nog wel, dat komt nog wel.

F: Maar wat natuurlijk ook zou kunnen, is dat onze stemmen eigenlijk best een lekker ritme hebben. En dat mensen er daarom graag op joggen.

M: Joggen is toch juist wat slomig? Anders heet het hardlopen. Moet ik al helemaal niet aan denken.

F: Maar zou je naar ons luisteren?

M: Nou ja, waarom niet. Als het dan toch moet, kan dat er net zo goed ook nog wel bij.

F: Goed, sommige mensen zitten dus te luisteren, andere mensen joggen te luisteren. En misschien zijn er ook nog wel liggende mensen, en springende mensen, en weet ik veel wat ze allemaal doen. Moeten ze zelf weten.

M: Ja, vind ik ook hoor. Lekker zelf weten. Het is immers jóuw leven, lieve luisteraar.

F: Nou, dat zal de lieve luisteraar fijn vinden om te horen. Maar ze rennen natuurlijk wel nog steeds op het puntje van hun joggingschoenen om te horen wat jij dan nou hebt meegemaakt.

M: Wat ik meegemaakt heb? Nee, dat is wel echt een verhaal hoor.

F: Voor de draad ermee.

M: Het was dus afgelopen woensdag, rond een uur of drie ’s nachts. Denk ik tenminste, want ik had al een tijdje niet meer op de wekker gekeken. Op een gegeven moment hou ik daar heel bewust mee op, om mezelf niet gek te maken. En Har die lag natuurlijk weer lekker te ronken, diep in slaap.

F: Harrold heeft daar geen enkele moeite mee hè, die ligt nooit wakker zoals jij.

M: Nee, dat moet ik helemaal alleen doen. Als we samen wakker konden liggen zou me dat nog wel gezellig lijken.

F: Nou, zeg dat nou niet Mick. Ik lig wel eens wakker met Tibbe, en ik kan je vertellen: daar is weinig gezelligs aan hoor.

M: Nee, kan je dan niet leuk een spelletje spelen ofzo. ‘Ik zie ik zie wat jij niet ziet?’ bijvoorbeeld? Dat lijkt me nou zo gezellig.

F: Ik zie ik zie wat jij niet ziet? Vanuit bed, in het donker? Dan zie je toch helemaal niks?

M: Je ogen wennen toch aan het donker? Wist je dat niet, dat je ogen dat doen? Moet je maar eens op letten dan. Er gaat een wereld voor je open.

F: Nou, ik zal het eens aan Tibbe voorstellen als we weer eens wakker liggen. Maar we kunnen allebei heel slecht tegen ons verlies, dus of het nou per se de nachtrust ten goede komt durf ik toch wel enigszins te betwijfelen.

M: Hoe dan ook, ik lag dus rond een uur of drie ’s nachts in m’n eentje ik-zie-ik-zie-wat-jij-niet-te-ziën, toen het gebeurde.

F: Toen wat gebeurde?

M: Dat wat ik nu ga vertellen. Ja hoor eens, je moet wel een beetje geduld hebben hoor. En me niet steeds onderbreken.

F: Nou ja, het is toch ook mijn podcast?

M: Ja, dat is ook wel waar. Kom maar op dan: nog meer vragen?

F: Die wekker waar je de hele tijd niet op keek hè, kan die ook licht geven?

M: Ah, dat vind ik nou wel een goede vraag. Ja, dat is inderdaad zo’n Sleeping Light-wekker. Op dat moment gaf-ie natuurlijk geen licht, anders zou dat het niet-kijken ook wel bemoeilijken denk ik. Maar een paar uur daarvoor gaf-ie zo’n mooie donkergele gloed - beetje de kleur van je plas als je te weinig gedronken hebt - die heel subtiel geleidelijk in sterkte afnam. En een paar uur daarna, wanneer we op zouden staan, wordt-ie langzaam maar zeker juist weer steeds helderder. 

F: Het volgt helemaal de biologische klok van de zonnestand enzo, zoals we ook in de oertijd gewend waren hè.

M: Zeker, en ook al lig ik dus nog steeds af en toe wakker, heeft het me absoluut geholpen hoor. Het is gewoon zo heerlijk wakker worden in dat licht. Meestal ook met de geur van koffie erbij.

F: Die komt niet uit de Sleeping Light-wekker hè.

M: Nee, die techniek hebben de lichtprofessoren nog niet geïncorporeerd. Die koffiegeur komt uit de keuken. Dat is Harrold dan aan het zetten.

F: Die is dan natuurlijk fris en fruitig. Maar niet iedereen heeft een Harrold.

M: Ook zonder Harrold, is het gewoon heel fijn wakker worden met een Sleeping Light-wekker. Veel beter dan met zo’n harde piep.

F: Onderzoek heeft ook uitgewezen dat ze in de oertijd zulke harde piepen niet hadden.

M: Precies, dat gaat dus helemaal in tegen onze biologie.

F: En zo’n licht is juist heel natuurlijk.

M: Supernatuurlijk.

F: Ik zou ook niet meer zonder kunnen hoor. Jammer wel voor de lieve luisteraars dat we geen kortingscode hebben. Of hebben we die toch wel?

M: Toch wel hoor!

F: Oh, wat een goed nieuws zeg. Zou ook wat zijn als we zo hoog over die Sleeping Light-wekker aan het opgeven waren en we zouden niet eens een kortingscode hebben.

M: We zouden dan geen knip voor de neus waard zijn.

F: En wat is die code dan?

M: Lekkerinslaapvallenenweerwakkerwordenmetmickenfineke, allemaal aan elkaar geschreven.

F: Nou, je moet wel een hoop aan elkaar schrijven maar dan heb je ook wat.

M: Zal ik nu weer verder vertellen over wat ik had meegemaakt?

F: Ja Mick, wat gebeurde er nou toen je rond een uur of drie-ish zo wakker lag te liggen, wat dankzij de Sleeping Light-wekker weliswaar aanzienlijk minder frequent gebeurt dan voorheen, maar die woensdagnacht toevallig dus wel.

M: Ja, zal je net zien. Maar jij weet het natuurlijk al.

F: Ik heb het een en ander opgevangen in de wandelgangen, maar ik wil nu het hele verhaal horen. En anders de luisteraars zeker wel.

M: Zouden ze inmiddels al uitgejogd zijn?

F: Welnee zeg, die zijn net net pas een beetje warm aan het draaien.

M: Draaien?

F: Op tempo aan het komen zeg maar.

M: Maar niet teveel tempo hoor, anders is het geen joggen meer. Dan is het hardlopen.

F: Misschien beginnen ze onze podcast altijd joggend, en als het dan écht spannend dreigt te gaan worden slaat dat zomaar om in hardlopen.

M: O jee, en dan hebben wij dat op ons geweten. Dat ze dan thuis komen er aan ze gevraagd wordt - als er iemand is om het aan ze te vragen en anders vragen ze het aan zichzelf - ‘heb je lekker gejogd?’ En dat ze dan moeten zeggen: ‘Nee, het is toch weer hardlopen geworden, door die stomme Mick en Fineke’.

F: Wij zíjn helemaal niet stom.

M: Nee, dat weten zij ook wel. Maar dat zeggen ze dan toch maar gewoon. Eigenlijk zijn ze boos op zichzelf natuurlijk. Zij hebben er immers voor gekozen onze podcast op te zetten. 

F: Eigen schuld, dikke hardloopbult.

M: Ja, je kan er bulten van krijgen hè. En nog een heleboel meer. Gelukkig zijn daar ook zalfjes voor. Zoals die van Dokter Knut.

F: En daar hoef je niet eens een hardloper-dan-wel-jogger voor te zijn. Je kan ook gewoon de hele dag stil op een stoel zitten als jij dat wil en dan toch de zalfjes van Dokter Knut opsmeren. Mag allemaal. Het is namelijk overal goed voor, ook als je helemaal niks hebt.

M: Misschien júist dan wel. Ik heb namelijk nooit iets, echt niet, ik ben een soort medisch wonder. En toch vind ik die zalfjes van Dokter Knut bijzonder goed werken. Je merkt het eigenlijk meteen als je ze opsmeert.

F: Meteen hè. Ook weer zo wonderlijk.

M: En je hebt ze in allerlei uitvoeringen. In tubes en in potjes en noem maar op. Staat dan toch prachtig in je badkamerkastje. Of waar heb jij je zalfjescollectie van Knut staan?

F: Ik heb zo’n plankje onder de spiegel, daar heb ik ze uitgestald.

M: Ah, hele prettige plek is dat. Pakt Tibbe daar dan ook wel eens van?

F: Vaker dan me lief is. Maar hij smeert veel te dikke klodders, ik blijf tegen hem zeggen: dun op de huid aanbrengen.

M: Ja, voor je het weet zijn al die prachtig uitgestalde potjes en tubes weer op. Superzonde. Maar bovendien werkt het ook beter als je het dun aanbrengt.

F: Ja, het moet kunnen ademen.

M: Anders hechten die zalfmoleculen niet aan de opperhuid. Of juist teveel, dan heb je er ook niks aan.

F: Echt helemaal niks. Als Dokter Knut ziet hoe zijn prachtige product door Tibbe wordt aangebracht dan draait-ie zich om in zijn, o… leeft Dokter Knut eigenlijk nog?

M: Ja, hij schijnt zelfs naar deze podcast te luisteren. Heb ik mij laten vertellen hè.

F: O, wat een eer zou dat zijn! En Harrold, gebruikt die het ook?

M: Ja, die heb ik goed afgericht hoor. Hij smeert het echt flinterdun op, Knut kan trots op hem zijn.

F: Jammer alleen wel voor de lieve luisteraars dat we geen kortingscode hebben. Of hebben we die toch wel?

M: Nee, hebben we niet.

F: Nou ja, je kan ook niet alles hebben. Zo is het leven, lief luisteraartje. Laat het een wijze les zijn.

M: Àààààààh, wat zijn ze toch lief hè?

F: Allemaal, stuk voor stuk. Maar vertel nou toch eens wat je hebt meegemaakt woensdagnacht. We willen het nu écht weten.

M: Nou, het was dus rond een uur of drie denk ik, of had ik dat al gezegd?

F: Had je al gezegd, maar wel goed om er weer even aan herinnerd te worden.

M: Nou, en ik lag dus zo’n beetje naar de muur te staren. De rechtermuur, want ik lig rechts.

F: En het bed staat in de lengte in de kamer?

M: Nou, dat ligt eraan vanaf welke deur je het bekijkt. Want er zijn twee deuren.

F: Twee deuren? Zo zo, toe maar.

M: Ja, is dat zo bijzonder? Hoeveel deuren heeft jouw slaapkamer dan?

F: Eentje maar. Dat is dus de ingang én de uitgang. Ja, ik leid echt een heel spartaans bestaan, dat blijkt maar weer.

M: Nou ja, iedereen moet het leven leven dat bij hem of haar past, zeg ik maar altijd.

F: Ook wel weer waar, dat jij dat altijd zegt.

M: Hoe dan ook, op die rechtermuur van mijn hoogst luxueuze suite verschenen er opeens allemaal lichten. 

F: En die kwamen niet van je Sleeping Light?

M: Nee, want het was nog midden in de nacht hè. Wel opletten Fien. En dan gaat dat licht niet zomaar aan, of ik zou het verkeerd moeten hebben ingesteld.

F: En jij bent juist heel behendig met die dingen.

M: Ja, en de hoek zou ook niet kloppen. Die lichten leken van buiten te komen. En het waren een soort ronde lichtvlekken, die ook ronddraaiden. In tegengestelde richtingen.

F: Wow, wat verwarrend allemaal. Heftig ook wel. En Harrold ronkte gewoon lekker door?

M: Die wel. Ik overwoog even hem wakker te maken, maar ja, wat zouden wat van die lichten ook eigenlijk.

F: Je werd er niet bang van?

M: Helemaal niet bang. 

F: Ook niet toen je die geluiden hoorde?

M: Niet op de zaken vooruit lopen, Fineke. Ik weet dat jij het al weet.

F: Oké, maar wat gebeurde er toen dan?

M: Toen hoorde ik geluiden. Een soort gezoem.

F: Als van muggen?

M: Nee, meer als een wasmachine.

F: Je had toch niet de wasmachine aan laten staan?

M: Lieve schat, wat denk je nou. Als ik die vergeten was uit te zetten voor het slapengaan, was die tegen die tijd toch allang klaar met draaien.

F: Nou ja, ik stel ook alleen maar vragen. Ik vind het gewoon zo mysterieus allemaal. En fascinerend.

M: Hoogst mysterieus en fascinerend. Ik wilde dus toch maar uit bed stappen om te kijken wat er allemaal aan de hand was.

F: Nog steeds niet bang?

M: Nog geen fractie, echt niet. Zelfs niet toen ik ze daar zag staan.

F: Wie zag staan?

M: Ja, jij weet het allemaal. Die mannetjes dus. Of wezentjes, of hoe je het ook maar wil noemen. Met van die pakjes aan.
F: Jeetje, wat intens. Vreemde wezentjes met pakjes aan, zomaar in je tweedeurige slaapvertrek.

M: Nou, maar toen moest het eigenlijk allemaal nog gaan beginnen hoor.

F: Is dit misschien niet een te groot verhaal dan eigenlijk? Kunnen we het niet beter uitsmeren over meerdere afleveringen, ook om de hele anekdote recht te doen.

M: Ja, ik vertel hier natuurlijk al een zeer beknopte versie, dat snap je wel.

F: Is ook iets waar wij nu eenmaal heel erg goed in zijn, bondige samenvattingen.

M: Absoluut. Maar je hebt ook wel gelijk dat het wat zonde zou zijn als ik dit nu zo tussen neus en lippen door af zou raffelen. Die joggers zullen inmiddels toch ook wel uitgejogd zijn.

F: Die moeten nu vast hun cooling down ingaan. Dat kan niet hoor, met zo’n spannend gesprek. Die raken daar helemaal in de war van, fysiologisch en weet ik veel.

M: Nou, dan hoop ik wel dat ik komende week niks meer meemaak.

F: Ja, anders is het voor helemaal niemand meer bij te houden. Voor ons niet, voor de luisteraars niet, voor Dokter Knut niet.

M: Nee, voor hem zou het echt niet te doen zijn, arme Knut. Valt onmogelijk tegenop te smeren.
.
F: Gelukkig maak ik nooit wat mee.

M: Dat scheelt dan inderdaad wel. Ik zou zeggen: houden zo.

F: Ik doe m’n best, Mick. Nou, volgens mij kunnen we dan nu dag gaan zeggen.

M: Zal ik eerst?

F: Doe jij dat maar.

M: Oké, komt-ie dan: ‘Dag!’

F: Nu ik: ‘Dagdag!’

M: Waarom zei je twee keer ‘dag’?

F: Weet ik niet, kwam er zomaar uit. 

M: Beetje vreemd wel, maar moet kunnen. Nou, anders zeg jij nu nog één keer ‘dag’ en ik nog twee keer en dan staan we weer gelijk. Anders raakt de luisteraar in de war.

F: En die heeft het al zo moeilijk, met z’n cooling down.

M: Precies. Nou, ga jij dan maar.

F: Oké. ‘Dáááááááááááááááááááááááág.’
M: Dat was wel weer een erg lange, maar vooruit. Kan toch niemand vat krijgen op wat er allemaal uit jou komt. Houd ik het ter compensatie maar weer eens lekker kort, want zo ben ik. Dussssssss….: ’Dà-dàg!’